DE HAVENLOODS-LEZING


door Drs J.C.M.Dietvorst

Een duister uiteinde van de beschaving is haar ontoerekeningsvatbaarheid. Vandaar de vraag of er verzachtende omstandigheden zijn.

Dat La Reine Margot een merkwaardige film is komt deels door het boek waarop deze is gebaseerd. Alexandre Dumas père leefde in het Frankrijk van de 19e eeuw en was beestachtig populair. In zijn historische of anderszins exotische romans is geen plaats voor introspectie, bespiegeling of ontwikkeling van karakters. Gestuurd door een onwaarschijnlijk toeval volgen dramatische gebeurtenissen elkaar in rap tempo op. Even voortvarend is dientengevolge het gedrag van de protagonisten; de twijfelaars neemt het noodlot namelijk als eersten te pakken.

Voortdurend wordt er gehandeld, daarbij geholpen door de enkelvoudige impulsen waardoor men wordt bestuurd. Zo gaan de slechten met volledige inzet voor het kwaad en stelt de rest zich daar in nobele dagtaak tegen te weer. Worden de schema's door enerverende gebeurtenissen en wederzijdse sympathie onhoudbaar dan arriveert er snel een doodgewaand tegenspeler of een koerier met het bericht van een spectaculaire erfenis voor de meest berooide van het stel. Er is nauwelijks tijd om adem te halen. En dat allemaal tegen een decor van vochtige muren, spinnewebben en vijvers van mensenbloed.
In La Reine Margot stroomt het uit de kadavers van de 6000 in de Bartholomeusnacht vermoorde Hugenoten. Het is 1572 en in de strijd om de macht in Europa groepeert men zich naar religieuze overtuiging. Als in een laatste oordeel worden mensen onherroepelijk van elkaar gescheiden, met de nieuwe heilsverwachting verandert de cultuur radicaal. In de film is die levensbeschouwelijke aardverschuiving slechts zichtbaar in de onderscheide kleding. De protestanten zijn onveranderlijk in het zwart, de katholieken kleden zich uitbundig in allerlei kleuren. De stapel lijken is niet meer dan een pittoresk obstakel tussen Margot en haar minnaar, want voor hun brandende liefde is de roman van Alexandre Dumas en de film van Patrice Chéreau gemaakt. Ze kennen elkaar van anonieme sex in een Parijse nacht en stomtoevallig komen ze elkaar opnieuw onder geheel ander omstandigheden elders tegen. Even grillig als dit noodlot blijkt de oorsprong van de 6000 doden: voor één keer wordt het huilerig gestamel van de geesteszwakke koning letterlijk genomen als hij per ongeluk wat samenzweerders voor de voeten loopt. Over de motieven van de laatsten krijgen we ook al niets te horen, het lijkt te gaan om kortstondige passies en vooral die voor andermans bloed. Als in een roes oordeelt men er in dit pandemonium op los.
Met een dergelijke eenvoud kan een dynamische vertelling haar voordeel doen. Populair amusement is een kwestie van de navolgbare hartstocht van personages die niet al te lelijk zijn. Hoewel, vuiligheid mag ook, mits die maar schilderachtig is. Zo lijkt de huurmoordenaar in de film sprekend op De Waterdrager van Diego Velasquez en de gemene broer op Dr. Tulp van de gelijknamige anatomische les. Ook de lijken zijn zorgvuldig gerangschikt; het zou om een Cornelis van Haarlem kunnen gaan. Onophoudelijk brengt de art director 16e en 17e eeuwse meesterwerken tot leven, de gewone geschiedenis daarentegen heeft hij als stom behang gebruikt.
Zesduizend dode protestanten en een miljoenenproduktie ten spijt heeft het verleden blijkbaar als kennisbron afgedaan. Dit tegen de achtergrond van de vraag of het publiek ter lering naar de bioscoop toe gaat. Wat altijd trekt is de weergave van sex, geweld & dood - één van deze of in combinaties van twee of drie - en dat kan tenslotte in elke omlijsting; het leven zelf biedt principieel ook alle gelegenheid. Slechts een minimum aan context is vereist en dat dient alleen ter verduurzaming van de orde. Want onrustbarend is het, als voor deze drie elke redelijke aanleiding ontbreekt.

Iets van samenhang is er goddank ook in de beeldende kunst. Hoe bestaat anders een werk dat er als volgt uit ziet. Een electromotor met een laag toerental drijft een vierarmige molen van blank staal aan. Het rad beweegt parallel aan het aardoppervlak. Aan de uiteinden zijn met staaldraad vijf aluminium afgietsels van dierenlichamen aan de nek opgehangen. Als model hiervoor dienden de figuren die worden gebruikt bij het opzetten van dieren. Het gaat om een gereduceerde binnenvorm, toch zijn een beer, een hond en een reebok herkenbaar. De lichamen slepen over de grond. Ander geluid wordt voortgebracht door de motor en een klein aluminium kadaver dat samen met de beer aan één van de armen hangt en daar soms tegenaan stoot.
Alles aan het werk is te veel; dode dieren, bovendien van hun identiteit ontdaan door verregaande reductie van eigenschappen, zijn het onderwerp van een vermaak dat aan kermis doet denken. De vormgeving is zakelijk en het geluid is op een andere manier ongepast. Want niets werkt mee aan de sensatie van vrolijkheid die de draaimolen oproept, alle deelnemers, in het toestel én degenen als omstander daarbuiten, worden hier bedrogen. Passend verweer is onmogelijk, als een vloek kleeft de attractie de kijker aan. Alleen de aanblik maakt iemand al medeplichtig. Het is over the top, als propaganda voor het een of ander gaat het aan zijn doel voorbij. De aanklacht wordt ruimschoots door het wellustige element overtroffen; als metafoor zou deze tendentieuze voorstelling nog enigszins dragelijk zijn geweest. De kleinst mogelijke hoeveelheid verband wordt hier node gemist. Waarom dan toch deze accumulatie van materiaal?
Over de motieven van de kunstenaar zegt Marcel Broodthaers: 'Ook ik heb me afgevraagd of ik niets kon verkopen en kon slagen in het leven. Al een hele tijd ben ik goed voor niets. Ik ben veertig jaar. Uiteindelijk kwam het in me op iets onoprechts uit te vinden en ik ging onmiddellijk aan het werk. Na drie maanden toonde ik wat ik had gemaakt aan Philippe Edouard Toussaints, eigenaar van de galerie St. Laurent.'
'Maar dat is kunst,' zei hij 'en ik wil alles graag exposeren.'
'Accoord,' antwoordde ik. Als ik iets verkoop krijgt hij 30%. Het schijnt dat dat de normale voorwaarden zijn, sommige galeries nemen 75%. Wat zijn het? In feite zijn het objecten.'
De atmosfeer van mislukking en bedrog die Broodthaers oproept is onheilspellend. Er is dan wel iemand 'die het graag wil exposeren', maar wellicht handelt hij ook 'onoprecht'. Onder deze barre omstandigheden houdt het kunstwerk zich blijkbaar staande, ondanks opportunisme of dat wat er van hieraf verdomd veel op lijkt.
De carrousel wordt door iets anders dan de lust tot kapitaliseren voortbewogen: het lijkt of de maker voor overtollige neigingen een plaats zoekt. En dan niet een die bij voorbaat met hanteerbare argumenten ontoegankelijk is gemaakt. Zodoende moet er met allerlei surplus mee aan zijn te komen; teksten die nergens op slaan, in onbruik geraakte symbolen, preoccupaties waar niemand iets aan heeft. Onvoorstelbaar vieze lappen, ideeën god weet waar vandaan, ruimteverslindende installaties en de geweldige herrie die dat soms maakt. De kunst geeft ruimhartig gelegenheid. Aldus wordt zelfs ongerijmd mensenwerk van een omgeving voorzien.

Het is de behoefte om te willen zien wat gedacht kan worden, om vervolgens - eventueel - te kijken wat daar dan van komt. De context waarin dat gebeurt is onverdacht, in hetzelfde domein hangen immers prachtige schilderijen van waterlelies. Zo kan - vergelijkenderwijs - bij lichamelijk driftleven altijd naar de liefde worden verwezen. Dat geeft enig krediet, al blijft raadselachtig waarom.
Het moet wel gaan om een langs ander weg onbereikbare waarheid. Misschien niet om het beste in de mens, maar dan toch iets dat het weten waard is. Een of ander duister kenmerk dat achter decorum verborgen gaat.
De wellust van Margot en haar koninklijke familie wordt ter geruststelling met godsdienstoorlogen begeleid. Die gaan ergens over, er is sprake van een verdedigbaar geestelijk goed. In de kunst zijn er in de nabijheid bloemstillevens en pastorale scenes. Voorts wordt de zaak bepleit met de goede bedoelingen die elk kunstwerk als vanzelf blijkbaar vergezellen; de kunstenaar heeft, net als Dr, Frankenstein, het beste met de wereld voor. Wat dat betreft is het een opluchting te merken dat de mens voortdurend verplichtingen met zichzelf aangaat. Werkelijk gothic zou het zijn, als een dergelijke zelfbeheersing ontbrak.

Intussen blijft onduidelijk of die luidruchtige beelden letterlijk, dan wel als parodie moeten worden opgevat. Het komt erop neer dat de twee opvattingen onaangenaam met elkaar concurreren. Ben je met één betekenis verzoend, dan dringt de andere zich hinderlijk naar voren. Het is als met de vraag of porno goed is of slecht. Onvermijdelijk krijg je van kunstwerken soms de zenuwen.

was geïllustreerd met:
Bruce Nauman, Carrousel, 1988, ijzer, aluminium, electromotor.
Collectie Haags Gemeentemuseum, courtesy Stedelijk Museum Amsterdam.



Te koop:

Wegens vertrek naar het buitenland, directie-auto, opel KADETT caravan 16i, 5 deurs, 5 bak, wit, '90, APK 10-'96, LPG onderbouw, velours interieur met hoofdsteunen, 160.000 originele kilometers, bijzonder mooi, f. 10.250, 020-6837838.


Voor beeldend werk van drs. J.C.M. Dietvorst zij hier verwezen naar:
de elektronisch uitvoering van het typografisch papier TYP.


<<<

Beeld * Tekst * Uitleg * Leven * Thuis

© fred dijs, In beeld, tekst en uitleg, 1996