'de lege eenzame mens voelt op het dode zand
 van het strand onder de gehelmde vuist van het duin
 in een kuil vol vies papier etensresten in een krant
 klam hout en hier en daar de eeuwig blotere kwal
 niets voor de beweeglijkste aller moeders dan
 weerzin woede misschien en wanhoop in elk geval.'
    Lucebert
 
 
 

Het omstreden gelijk van de visser

 

De Noordzee is het grootste aaneengesloten natuurgebied dat Nederland bezit. De natuur in het gebied is voor een groot deel aan het oog onttrokken. Zij bevindt zich onder het oppervlak van het ondoorzichtige water. De zee lijkt zonder geschiedenis. Ze is er altijd geweest en zal er altijd zijn.
Alleen worden onze badpakken ieder jaar viezer na het zwemmen. Alleen? Nee. Herinnerden de loodsen van Hoek van Holland zich niet de tuimelaars in zee, de zeehonden op het noorderhavenhoofd, de lekkere mosselen tussen de stenen, de spiering en de makreel in de Nieuwe Waterweg. Plukte de jonge Minneboo in Veere geen wilde mosselen van de steiger? Had hij ook niet springende bruinvissen en door vissers afgesneden zeehondenpoten gezien?
De natuur van de zee heeft een verontrustende jongste geschiedenis. De beleving van de zee - het is hier niet de plaats daar verder op in te gaan - een revolutionaire jonge geschiedenis: sinds 200 jaar heeft angst plaats gemaakt voor weinig respectvolle liefde. De zee zelf heeft wel degelijk een oude en oudste geschiedenis.

15.000 jaar geleden was de zee, waarover we het hebben, nog ijs op land. In 5000 jaar smolt het ijs en ontstond er een kleine zee die zich slecht laat vergelijken met de huidige. Omdat de ijskappen op de polen bleven smelten, werd de zee groter en groter. 5000 jaar geleden had zij een voor ons herkenbare vorm gekregen.
Haar naam, de Noordzee, is zo ingeburgerd dat zelfs het onlangs verschenen standaardwerk De Noordzee over de herkomst geen uitsluitsel geeft. De naam moet meer dan 1000 jaar geleden zijn ontstaan.

De huidige zee tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland, België, Frankrijk en Groot-Brittannië verzamelt al het rivierwater, dat erin stroomt, en voedt tegelijk de rivieren met het water dat uit zee verdampt en als regen op het vaste land uit de hemel valt. Het instromende water is vuil, het verdampende water schoon. De balans van deze waterhuishouding is een steeds vuilere zee. De afvoerput van Europa wordt zij wel genoemd. Er is een overeenkomst en een verschil. Net als in een afvoerput op ons halfrond stroomt het water in de Noordzee overwegend tegen de klok in. Het verschil met een afvoerput is dat het vuile water niet verdwijnt, slechts wordt verdund.
De verdunning van het vuile water is de redding van de Noordzee. Als de Noordzee niet in verbinding had gestaan met de Atlantische oceaan, zou het er een stuk slechter voor haar hebben uitgezien. Langs de kust is het vuil in het zeewater nog niet erg verdund. De stroom met de klok mee voert het vuile water uit Rijn, Maas, Schelde, Elbe en Weser, zoals gezegd, naar het Noord-Oosten, waaronder de Nederlandse, Duitse en Deense wadden en stranden zeer lijden.
Het water van de Noordzee wordt bevist en bevaren. Op zee wordt sinds een jaar of twintig chloorhoudend chemisch afval verbrand, omdat het zoutzuur, dat daarbij ontstaat, op zee minder kwaad kan dan op het land. Vuil slib wordt in zee geloosd. Er wordt, gelukkig in steeds geringere mate,  nog industrieel afval direct in zee gegooid. Het zand en het grind op de bodem van de zee wordt gewonnen. Gas en olie in de aarde onder de zee worden sinds 25 jaar aangeboord.

De jacht op fossiele brandstoffen heeft de kennis van de geschiedenis van de Noordzee verdiept. Honderden miljoenen jaren geleden lag de Iapetus Oceaan tussen de drijvende continenten Laurentia en Baltica. Het huidige Noordzeegebied bevond zich op het Zuidelijk halfrond. Laurentia en Baltica sloten zich tot Laurazië. Het grenste in het zuiden aan de Rheische Zee of Proto-Thetys. Over die zee lag het drijvend continent Gondwana. Laurazië en Gondwana verenigden zich. J.H.F. Jansen, aan wie dit mooie verhaal ontlenen concludeert in De Noordzee: 'Zo ontstond het supercontinent Pangea dat alle thans bestaande continenten in zich verenigde.'
Tweehonderdmiljoen jaar geleden opende Pangea zich. Noord-Amerika dreef naar het Westen, Eurazië naar het Oosten, Gondwana naar het Zuid-Oosten. Tussen de drijvende continenten lag de zee Thetys. Maar een deel van Gondwana kwam weer terug, botste tegen Eurazië en sloot Thetys. De Noord-Atlantische Oceaan bleef open. Jansen: 'In deze periode werd het Viking-Centrale Slenksysteem het centrum van een Tertiair dalingsbekken met ongeveer de vorm en afmetingen van de huidige Noordzee.'
De Noordzee heeft zich in vijfhonderdmiljoen jaar verplaatst van het Zuidelijk naar het Noordelijk halfrond en daarbij alle klimaten doorlopen. Toen kwamen de ijstijden. De gletschers en de smeltwaterrivieren voerden keileem, zand, kleien, grind en stenen aan. Dat ligt nog steeds op de bodem.
Vissers en bodemonderzoekers vangen in de Noordzee fossielen. Fossiele zaden wijzen op venen, fossiele kokkels op wadden, fossiele botten op mammoeten, grottenberen, grottenleeuwen, wolharige neushoorns, reuzenherten en wisenten, alsmede op walvissen, walrussen en de mens.
De Noordzee heeft veel meegemaakt.

Het is Noordzeeconferentie. Vanuit het congresgebouw in Den Haag lijkt het op 7 en 8 maart 1990 of de hele wereld het eindeloze bestaan van de zee viert. Lang leve de Noordzee. Helaas is de zee te ziek om niet aan 'een ingrijpende en langdurige kuur' te moeten worden blootgesteld en te gezond om 'de behandeling' te staken, maar - is de hoop van de verzamelde ministers - dat is van voorbijgaande aard. Prins Claus is er om het openingswoord te spreken. Hij is 'pessimist, zonder alle hoop te hebben verloren'. In zijn gehoor de ministers en hun ambtenaren, maar ook actievoerders en industriëlen. Na de prins zullen ze allemaal kort spreken.
'Geen woorden, maar daden' is de boodschap van R. Huizen, voorzitter van Greenpeace-Nederland. Het is de wens van de honderden actievoerders voor de ingang van Congresgebouw, van wie velen zich als zeegod met drietand, kroon en zeewier hebben verkleed.
Binnen doet weinig aan de Noordzee denken. Op een groot videoscherm is één zesde van het oppervlak ingeruimd voor het beeld van een over het strand spoelende zee, één zesde voor het affiche van de conferentie en vier zesde voor een metershoog portret van de man of vrouw, die op het spreekgestoelte ook al zichtbaar is, want spreekt. Alleen de gepoetste knopen met een anker op de uniformen van een viertal aanwezigen verwijzen direct naar de Noordzee. Bij navraag blijken ze het uniform van een aantal marinemensen te sieren onder wie J.L.A. van Aalst. Hij is commandeur, chef der hydrografie en één van de weinigen - in of voor het Congresgebouw, beleidsmaker of actievoerder - die het onderwerp van de vergadering van nabij kent, die, als we het zo mogen uitdrukken, weet waarover hij praat: de Noordzee.
'Ik vaar er nu vijfentwintig jaar op', vertelt Van Aalst. Als hydrograaf moet hij voor het in kaart brengen van de zee regelmatig uitvaren. 'Ik heb de Noordzee in de loop der tijd ruiken veranderen. Meer met mijn neus dan met mijn ogen heb ik gemerkt hoe zwaar zij het te verduren heeft gehad.' Als chef hydrograaf zit hij vaak achter een bureau of een vergadertafel: 'Bijvoorbeeld van de ICONA, de Interdepartementale Commissie voor Noordzee Aangelegenheden. Vandaar dat ik voor de opening van de Noordzeeconferentie ben uitgenodigd.' Hij hoopt dat de conferentie een succes zal worden.
Als iedereen zijn of haar openingswoord heeft gesproken, stroomt de zaal vol met kinderen. Ze hebben zwevende blauwe en grijze luchtballonvissen in hun hand. Ze zingen voor een mooie en schone Noordzee voor als ze groot zijn.

De bodem van de Noordzee heeft een geschiedenis van honderden miljoenen jaren. Het water een geschiedenis van duizenden jaren. De vervuiling een geschiedenis van iets meer dan honderd jaar. In het hoofdstuk over de grote rivieren beschreven we de dumping van arseen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het intensieve gemotoriseerde transport is een verschijnsel van deze eeuw. De boringen een verschijnsel van de laatste decennia.
De Noordzeeconferentie is een beter-laat-dan-nooite reactie op de hele korte periode van vernietiging van een hele oud deel van onze wereld. Hoe komt het dat we er zo lang mee hebben gewacht?

De zee was het laatste niemandsland van West-Europa. Niemandsland was ooit de grond tussen twee strijdende legers en later de strook land die twee naties van elkaar scheidde, maar aan geen van beide toebehoorde. Het bestaat in West-Europa nergens meer, omdat de grenzen zich in de negentiende eeuw verdicht hebben tot nauwkeurig bepaalde lijnen. De zee, en zeker de kleine, voor de kuststaten belangrijke Noordzee, kent pas sinds enkele tientallen jaren nauwkeurig omschreven grenzen, hoewel nog niet alle geschillen zijn opgelost.
Het is hier niet de plaats uitvoerig uit de doeken te doen hoe en door wie de Noordzee beheerd wordt. Het is belangrijk te twee zaken vast te stellen. Ten eerste zijn de belangen van Nederland bij de Noordzee zo gevarieerd dat nooit één ministerie het beheer onder zich zal kunnen krijgen - vandaar onder andere de ICONA. Ten tweede is de Noordzee voor alle kuststaten en voor alle landen van de wereld, die er een vloot op na houden, van levensbelang - vandaar onder andere een internationale Noordzeeconferentie.

In zekere zin lijkt de Noordzee zich te bevinden in een situatie als die van Europa voor de Napoleontische oorlogen. Er zijn invloedssferen, gegroeide historische verhoudingen, pogingen tot internationale regel- en wetgeving, maar het gebied is nog niet definitief verdeeld, de knopen nog niet allemaal doorgehakt. Het Congres van Wenen schiep bijna twee eeuwen geleden enige orde in het chaotische Europa. De Noordzee heeft haar Congres van Wenen nog niet gehad. Er zijn vele conferenties over aspecten van het beheer geweest, vele verdragen getekend, vele commissies ingesteld. De Noordzeeconferentie, waarvan hierboven sprake was, had ook maar een bescheiden doelstelling: het bespreken van de resultaten van reeds gemaakte afspraken en het maken van nieuwe betreffende de bescherming van het milieu in de Noordzee. Maar hét Congres van de Noordzee is er nog niet geweest. Het is de vraag of het er ooit van zal cq. moet komen.

Naast dit verschil tussen de twee bijeenkomsten is er ook een overeenkomst. 'Het congres danst' is de gevleugelde uitspraak over de wijze waarop de ambtenaren in Wenen hun vrije avonden doorbrachten. De Noordzeeconferentie dineerde en recipieerde.
De pers werd aan de vooravond smaakvol ontvangen in museum Panorama Mesdag door de gastvrouw, de Nederlandse Minister van Verkeer en Waterstaat Maij-Weggen. Ze liet in haar speech zien waarom het de komende dagen zou gaan. Ze pakte van achter haar spreekgestoelte een glas met water uit de Noordzee: 'Noordzeewater van nu.' Toen haalde ze een glas helder water te voorschijn: 'Noordzeewater van over tien jaar.'
Op de avond na de afsluiting bezochten we een receptie op het lichtschip Borkum, waarmee actievoerders van Duitse en Nederlandse nationaliteit naar Scheveningen waren gevaren om aandacht te vragen voor de grote problemen van de Waddenzee. Aan boord waren de burgermeesters van de vijf Nederlandse Waddeneilanden. Zij hadden Greenpeace de Waddenpluim uitgereikt, omdat de organisatie zich zo gewetensvol inzet voor het milieu in de wereldzeeën en de uitreiking gezien kan worden 'als een mogelijkheid om het belang van een schone Noordzee nog eens op een wat meer ludieke manier te onderstrepen'.
De burgermeesters hadden gelijk. In het vorige hoofdstuk vertelde Reijnders dat de Waddenzee vies is van het water dat de Noordzee uit de Rijn oppikt en naar de Waddenzee transporteert. Voor de Waddenzee is een schone Noordzee van groot belang. Voor een schone Noordzee zijn schone rivieren nodig.

Dit deel van de problemen van de Noordzee hebben we in vorige hoofdstukken uitvoerig behandeld. Bovendien is dit geen milieu- maar een natuurboek. Het onderhavige hoofdstuk moet gaan over de natuur in de Noordzee. Laten we net doen of de Waddenzee daar niet bij hoort. En laten we ook net doen of de rest van de Noordzee schoon is omdat het vuil er genoeg verdund is.
Wat zo beschouwd van de problemen voor de natuur in de Noordzee rest, is het gelijk van de visser.

Op de laatste middag van de Noordzeeconferentie was er een incident in de overigens vreedzame verhouding tussen beleidsmakers en actievoerders. Een dronken Deense visser probeerde zich met enig geweld toegang te verschaffen tot de besloten slotvergadering van de deelnemende ministers. 'I want to speak to the minister' schreeuwde hij bij herhaling, terwijl in de schermutseling met de ordedienst en de politie zijn schelpenketting brak.
Toen hij enigszins gekalmeerd was en in de bar weer achter een glas bier zat, verklaarde hij zijn actie. 'Ik heb met een compagnon een kleine vissersboot. We vangen net genoeg om er eenvoudig van te leven, maar we maken ons grote zorgen over het lot van de vis. De vis is ziek van het vuil. Ik ben met mijn bootje hier naartoe komen varen om dat de ministers persoonlijk te vertellen. De slotvergadering was mijn laatste kans ze te treffen. Een hopeloze actie natuurlijk, maar ik heb mijn best gedaan.' Het is mogelijk dat deze visser gelijk heeft.

'De Nederlandse vissers hebben ongelijk' is - erg vrij vertaald - het oordeel van bioloog Han J. Lindeboom. Hij is als wetenschappelijk onderzoeker verbonden aan het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee op Texel. Tijdens de Noordzeeconferentie hield hij een lezing in het naburige hotel Bel Air, die in de landelijke pers breed wordt uitgemeten. Kern van zijn lezing is de oproep enkele gebieden in de Noordzee te sluiten voor alle visserij. Het Natuurbeleidsplan kondigt een onderzoek van de wenselijkheid en mogelijkheid van dergelijke beschermde gebieden aan. Goede redenen om eens met Lindeboom te spreken.
'Vraag een visser hier op Texel eens of hij nog wel eens een rog of een haai in zijn fuken vindt en je zult na enig aandringen horen: ja, nee, je hebt wel gelijk, 40 jaar geleden vingen we er tien per jaar, nu nog één.' Lindeboom probeert duidelijk te maken dat je geen bioloog hoeft te zijn om de verloedering van dieren- en plantenleven in de Noordzee te constateren. 'Ik herinner me van vroeger zelf nog dat je veel meer en veel meer verschillende schelpen langs het strand vond. Weet je nog, die kettingen van haaieëieren? Ik zie ze nooit meer.'
Lindeboom is er stellig van overtuigd dat twintig kilometer uit de kust niet de waterverontreiniging maar de visserij de belangrijkste bedreiging voor de Noordzeenatuur vormt. 'Voor 500.000 vierkante kilometer van de Noordzee heeft vooral de visserij ernstige gevolgen. Het terugdringen van de vervuiling lukt heel redelijk.' Rap somt hij het volgende lijstje op: 'Kwik is een successtory. De ramp in de Japanse Minamata-baai, waar de omwonenden letterlijk doodziek werden van de met kwik verontreinigde vis, heeft in één klap alle ogen voor de ernst van de aanwezigheid van dit zware metaal in zee geopend. De telodrinvergiftiging van de sterns op het Waddeneiland Griend is direct aangepakt. De cadmiumbestrijding heeft wat minder succes, maar de stoffen op de zwarte en grijze lijst worden toch wel goed in de hand gehouden. Polychloorbiphenylen en polycyclische aromatische koolwaterstoffen moeten naar een nulniveau, maar daarover bestaat bijna geen verschil van mening. De eutrofiering met fosfor- en stikstofverbindingen is een probleem van de kustwateren. Voor de rest van de Noordzee zijn de op de ministersconferentie gestelde doelen ruimschoots voldoende.'
Desgevraagd zegt Lindeboom met grote stelligheid: 'Visziektes? Eerlijk gezegd komen wij die niet tegen. Daarvoor moet je weer in die strook van twintig kilometer langs de kust zijn. Tsja, en daar is het niet mis.'

Dan volgt de vrees van Lindeboom voor rampzalige gevolgen van de bevissing van de Noordzee. 'In de zee zit bij benadering tien miljoen ton vis. Drie miljoen ton wordt jaarlijks aan wal gebracht. Bij het vissen gaat nog eens twee miljoen ton dode vis overboord. Jaarlijks wordt dus de helft van de aanwezige vis gedood.' Dat is één.
'De boomkorvissers ploegen de hele bodem van de Noordzee minstens één keer per jaar om.' Boomkorvisserij? 'Ja, de boomkor is een sleepnet voor het vangen van platvis. Kettingen voor het net doen de vissen opschrikken. Ze beginnen te zwemmen en komen in het net terecht. Maar dit doen de kettingen ook.' Lindeboom haalt een geprepareerde krab te voorschijn. De rug van de krab is er finaal afgescheurd. Je kunt zo naar binnen kijken. 'Overdag slaapt de krab. Hij heeft zich ingegraven. De ketting rukt het schild open. 's Nachts lopen ze. Dan zijn de gevolgen minder schrijnend. De krab verdwijnt in zijn geheel in het net en wordt later dood of levend overboord gezet.' De netten gaan zeker zes centimeter diep door de bodem. Op een plek waar dit drie keer gebeurt, gaan de helft van de zeeegels, zeesterren en kokkerwormen en één vijfde van de kreeftachtigen en schelpdieren dood. Zeesterren en heremietkreeften, die gevangen worden, komen in het algemeen met de schrik vrij, maar van de brokkelsterren en krabben sterft twee derde.' Dan haalt Lindeboom een mooie schelp uit zijn bureaula. 'Raad maar eens hoe oud die is... Tachtig jaar. Een noordkromp. Als die gevangen wordt, heeft hij maar een kans van één op tien om te overleven.' Alle gevangen vis gaat dood. Van de visjes, die door de mazen van het net glippen, sterft 40 %. Dat is twee.
'Honderden zeezoogdieren verdrinken jaarlijks omdat ze in netten terecht komen. Duizenden bruinvissen en dolfijnen worden gedood.' Dat is drie.

Dit verhaal over de dood vervult 'de lege eenzame mens' inderdaad met 'weerzin woede misschien en wanhoop in elk geval' voor 'de beweeglijkste aller moeders', zoals Lucebert in het citaat boven dit hoofdstuk stelt.
Als we met 'de' visserij gaan spreken in het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek, treffen we in de oprit is een plaquette. De woorden erop zijn van dezelfde Lucebert:

onder wolken vogels varen
onder golven vliegen vissen
maar daartussen rust de visser

golven worden hoge wolken
wolken worden hoge golven
maar intussen rust de visser

Weerzin, woede en wanhoop maken plaats voor berustende toegeeflijkheid. De visser staat in de kringlopende natuur. Hij is eraan overgeleverd en kan niet anders dan zich eraan overgeven. Vissen is 'onder wolken vogels varen'. We komen er nog op terug.

Net als de glastuinbouw, de veeteelt en de akkerbouw heeft de visserij de afgelopen tientallen jaren een technologische revolutie doorgemaakt die in korte tijd een verdubbeling van de oogsten mogelijk maakte. Sterkere motoren in de boten en betere methoden om de vis op te sporen waren de spil van de revolutie. Maar er is één groot verschil met de genoemde activiteiten op het land: je kunt geen vis zaaien of fokken. Als je niet oppast, kan de voortplanting van de vis de vangsten niet bijhouden. 'Overbevissing' heet die situatie. Het gevaar werd al bijna een eeuw geleden door vissers en biologen onderkend. Is het toeval dat zowel het NIOZ als het RIVO ongeveer honderd jaar oud zijn? Helaas hebben gecompliceerde internationale verhoudingen en de noodzaak van goede bedrijfsresultaten tot op de dag van vandaag een rationele, definitieve, voor alle landen en partijen aanvaardbare benadering van het probleem in de weg gestaan.

'Het is onze taak te onderzoeken hoe de stand van commerciële vissoorten als tong, schol, tarbot, kabeljauw, makreel, haring, wijting en garnalen in de Noordzee zo beheerd kan worden dat de vissers kunnen blijven vissen' zegt Dr. P. Hagel, chemicus, hoofd van de afdeling milieuonderzoek en adjunct-directeur van het RIVO in IJmuiden. 'We hebben één grote en drie kleine boten op zee om dat onderzoek te verrichten. De zee is echter te groot om het alleen te doen, dus werken we nauw samen met vergelijkbare onderzoeksinstituten in andere Noordzeelanden. Als we bijvoorbeeld haringlarven willen tellen, maakt ieder land een stukje van de legpuzzel. Op een internationale conferentie passen we de stukjes in elkaar. Dat is dankbaar werk.'
De kennis van de visstand is verbazend nauwkeurig. 'De jaarklasse 1982 van de horstmakreel was heel goed, maar dat gebeurt maar één keer per tien jaar.' Of: 'Er komt weinig haring aan voor de jaren 1992, 1993. Als we die eruit sjorren, zitten we met een probleem.' Maar wat er met de beschikbare kennis gebeurt, is een kwestie van 'de politiek'. Hagel: 'Wij stellen vast wat de Noordzee aan vis kan opbrengen. De verdeling daarvan komt in overleg tussen ministers van de betrokken landen tot stand. Daarbij kijken we nog wel eens vreemd op. Blijkt er bijvoorbeeld ineens een verband te zijn tussen haringen in de Noordzee en schapen in Nieuw-Zeeland. Maar goed, dat is geen zaak van het RIVO. De quotering, zoals het heet, is een zaak van de politici.'
Evenals Lindeboom somt Hagel in sneltreinvaart een rijtje van verontreinigende stoffen op. Ook hij ziet gelukkig nog steeds een alleszins redelijk schone Noordzee en een niet te grote invloed van de vervuiling op de visstand. 'Met dien verstande dat die invloed heel moeilijk te onderzoeken is en dat we goed de geschiktheid van de vis voor consumptie in de gaten houden' vult hij aan. Voor de PCB's en PAK's maakt hij echter zonder meer een uitzondering: 'Ieder molecuul is er één teveel. En dan te bedenken dat van de PCB's misschien nog wel 90 % in de pijplijn zit. De uitkomst zou een zee zonder mariene zoogdieren kunnen zijn. Ik weet niet wat dat betekent, maar ik vind het eng.'
Dan is de tijd gekomen om de positieve invloed van de visserij op de natuur te schetsen. Een strikvraag wordt gesteld: 'Is het deze eeuw goed of slecht met de zeevogels gegaan?' Ai. 'Het antwoord is: heel goed. Dankzij de visserij. Maar voor ik wat doms zeg, zal ik onze deskundige even laten komen.'

Even later steekt visserijbioloog Ad de Korte van wal: 'Het aantal vogels op en om de Noordzee is deze eeuw verdrievoudigd. Vissers gooien ongeveer 30 % van hun vangst overboord. Honderden of zelfs duizenden vogels vliegen om de boot om dat afval op te pikken. Verder heeft de visserij ervoor gezorgd dat er in de Noordzee relatief meer kleine vis is gekomen en dat is voer voor vogels. Tenslotte zorgt de visserij - vooral met de boomkor die de zeebodem met al het visvoedsel omwoelt - voor een snellere groeisnelheid van vis, waardoor de totale hoeveelheid door de zee geproduceerde vis toeneemt.'
Natuurlijk is de vooruitgang van de zeevogels niet een gestaag proces. De zee is nog wel eens een raadsel. Stromen verleggen zich onverwacht, de vis reageert daarop, de vogels volgen. 'De oceaan kwispelt' noemt De Korte het. Zo kan het gebeuren dat de vogels op de Schotse eilanden het nu heel erg moeilijk hebben. 'Hun voedsel, jonge zandspiering, is aan het verdwijnen. We staan voor een raadsel.'
Hagel springt even op het verhaal in. 'Is de Doggersbankharing eigenlijk al terug?'
'Nee, nog niet.'
'En hoe staat het met de schelvis en de kabeljauw?'
'Goed, niet kritiek.'
'En de haaien en roggen?'
'Ja, dat is een triest verhaal. Dat is bijvangst voor de visser, maar omdat ze niet zoals anderen miljoenen eitjes leggen, is het goed mogelijk dat ze door de visserij zullen uitsterven.'
Nu de verschillende soorten vis de revue passeren, stipt De Korte de nieuwe trend in het visserijonderzoek aan. 'Haring is haring en makreel is makreel' was de gedachte tot zo' jaar of twintig geleden. Maar toen begonnen de onderzoekers eens te kijken wat de stand van de ene soort vis met de stand van de andere te maken heeft. 'We onderzoeken bijvoorbeeld de maaginhoud van roofvissen en proberen te schatten welke invloed het wegvangen van die vis op de stand van hun prooi heeft. Het onderzoek is nu bijna zover gevorderd dat we de visbestanden op zee kunnen sturen. Handig voor de vissers, maar ook een instrument voor de bescherming van de natuur. We zijn er bijvoorbeeld in geslaagd de haringstand op te vijzelen van 50.000 ton in 1975 naar bijna 2.000.000 ton in 1990. Het is goed mogelijk dat dolfijnen daarmee gediend zijn. Laten we het hopen.'

Als De Korte weer verdwenen is, wijst Hagel nog even op een ander aspect van het onderzoek dat het RIVO verricht. De techniek van het vissen. 'U heeft wel begrepen dat wij ook weinig heil zien in een Noordzee zonder zoogdieren. We proberen dan ook vistechnieken te ontwikkelen waarbij minder van die beesten in de netten verstrikt raken dan tot nu toe het geval is. En die krabben met open ruggen van de kettingen voor de boomkor zijn ons ook een doorn in het oog. We hebben gemerkt dat de kettingen misschien wel niet nodig zijn. Het net zelf doet de bodem al zo trillen dat de platvis ook zonder kettingen schrikt. We onderzoeken nu of het weglaten van de kettingen de vangst niet al te negatief beïnvloedt.'
Ter afsluiting van het gesprek stellen we de vraag wat Hagel vindt van het sluiten van stukken Noordzee voor de visserij. Hij staat op, loopt naar een wandkaart, wijst de Waddenzee en de Duitse bocht bij Duitsland en Denemarken aan en zegt: 'Daar moeten we niet meer aankomen. Dat zijn de kraamkamers van de Noordzee. Als we die ruïneren, ruïneren we onszelf.'
We vertellen hem over de Deense visser met zijn kleine boot op de Noordzeeconferentie. 'Ja', zegt Hagel 'er zijn veel van die kleine vissers in Denemarken. Zij opereren in dat gebied. Daarom verzet Denemarken zich tegen de afsluiting.'

Terug naar Lindeboom, terug naar Texel. Hij benadrukt nogmaals de intensiviteit waarmee de Noordzee bevist wordt. De motoren van de schepen zijn zo sterk, dat een zwerfkei uit de ijstijd in het net geen probleem meer is. De vissers kennen de stukken, waar de Noordzeebodem van steen is, zo goed dat ze er straatjes in weten waar hun netten doorheen kunnen. 'Ze komen nu overal.' Nadat hij de dood door bevissing geschetst heeft, concludeert Lindeboom: 'De Noordzee is door bevissing flink veranderd. Minder schelpen, meer wormen. Tonijn en grote pieterman verdwenen. Haaien en roggen bijna. Minder grote vis, meer kleine. Meer zeevogels, minder langzaam groeiende vis. De Noordzee gaat niet dood, dat is zeker. Maar als we zo doorgaan, wordt de zee een commerciële visvijver. Dat vind ik zonde.'
Dan loopt ook hij naar de muur van zijn werkkamer. Hij gaat voorbij aan de fotocopie van kranteknipsels, waaroverheen Artikel 4 lid 6 van de statuten van het NIOZ is geplakt: 'Het NIOZ levert gevraagd en ongevraagd advies'. Het doel is ook hier een wandkaart van de Noordzee. Drie gebieden zijn gearceerd. De Waddenzee en de Duitse bocht, de Doggersbank en het stuk voor de Schotse kust waar de vogels te lijden hebben van het verdwijnen van de zandspiering. Bij het Schotse stuk staat een vraagteken. Lindeboom bevestigt dat het verdwijnen van de jonge zandspiering enigszins mysterieus is. Overbevissing? Veranderende stroom? Het is moeilijk te zeggen.
Maar zijn standpunt laat niets te raden over. Grote stukken van de Noordzee moeten dicht. 'Haaien en roggen, de noordkromp, de langzame groeiers en de dolfijnen krijgen alleen zo weer een kans. En vergis je niet, daar vaart de visserij wel bij, want dan komt er weer wat grote vis.'

De discussie over het gelijk van de visser heeft een uitkomst: zowel in het belang van de natuur als de visserij moeten delen van de Noordzee niet worden bevist. Maar ook een open eind: welke en hoeveel? Het Natuurbeleidsplan stelt onderzoek voor naar de grenzen van de gebieden en de regels die er moeten gelden. Zowel Lindeboom als Hagel hopen dat dat onderzoek niet te lang zal duren. De gemeenschappelijk wens is dat project 22 zo spoedig mogelijk zal worden afgerond.

Bij de bezoeken aan het NIOZ en het RIVO is de zee een mysterie gebleven. Beide doen onderzoek vanaf boten. Ze nemen bodem- en watermonsters. Lindeboom heeft de analyse van zijn monsters omgewerkt tot een tekening van 'de zeebodem zoals we die ons voor kunnen stellen'. Op het NIOZ en het RIVO wordt veel gewerkt met computermodellen van het leven in de zee, maar dat levert kettingpapier met cijfers op. Ook niet precies wat we ons van de zee voorstellen.
'Als je wilt weten hoe de zee er echt uitziet, moet je naar Waardenburg gaan' krijgen we te horen als we ernaar vragen

H.W. Waardenburg is bioloog en directeur van Bureau Waardenburg bv, adviseurs voor milieu en ecologie. 'Als je bedenkt dat je de benodigde papieren en ervaring moet hebben, een uitstekende lichamelijke conditie, een sterk karakter, en ook nog marien bioloog moet zijn, is het duidelijk dat er van ons soort maar een paar in Nederland te vinden zijn' vertelt hij over zijn specialisatie: onderwater-onderzoek, ofwel duiken voor natuur en milieu.
Het belang van dit onderzoek is zonder meer duidelijk. Computermodellen en tekeningen van de zeebodem hebben alleen waarde als ze een materiële basis hebben, om het populair te zeggen: als je weet dat er íets van waar is. Dat kan met de eerder genoemde 'meso-kosmossen' van het RIN op Texel, maar 'dan werk je met drie verschillende organismen, terwijl er in de zeebodem op dezelfde oppervlakte drie honderd organismen voorkomen'. Pas als geschoolde biologen duiken, de juiste monsters nemen en de goede foto's en film maken, kunnen de modellen een stevige basis krijgen, meent Waardenburg. Het probleem is dat duiken zo duur is. 'In de Noordzee kunnen we alleen duiken als het dood tij is, vier keer per dag een half uur à drie kwartier. De rest van de dag staat er teveel stroom. Maar je zit wel voor een paar uur duiken met zoveel man zoveel dagen op een boot' illustreert Waardenburg de situatie.
De Noordzee was tot voor kort een witte vlek op de kaart van de duikers. 'Van koraalriffen wisten we meer dan van de zee voor de deur.' Sinds een jaar of vier komt daar langzaam verandering in. Rijkswaterstaat verstrekte met een zekere regelmaat opdrachten, bijvoorbeeld om de grindbanken en de wrakken in de Noordzee te onderzoeken. Op de grindbanken moest worden uitgezocht wat er zoal voorkomt en in het bijzonder of ze een rol spelen als paaiplaats voor haring. Van wrakken wisten sport- en beroepsduikers wel dat ze een rijk zeewaterleven herbergen, maar er moesten biologen aan te pas komen om te kijken hoe rijk precies. Waardenburg over deze eerste jaren: 'Toen ik voor het eerst in de Noordzee dook, had ik het gevoel dat de eerste man op de maan gehad moet hebben, maar dat is over.'

In de Noordzee liggen meer dan 10.000 wrakken. Het onderzoek heeft uitgewezen dat op een vierkante meter wrak, uitgedrukt in (kilo)grammen, 600 maal zoveel groeit als op een vierkante meter zeebodem. Als je erboven zwemt, lijken wrakken weelderige oases in een woestijn. 'Het lijkt aannemelijk' zegt Waardenburg 'dat wrakken net als oases rustpunten zijn voor reizigers. Het zou kunnen zijn dat trekkende vissen van wrak naar wrak zwemmen.' Wrakken zijn voor andere vissen een soort fort waarin ze zich verschansen. Er zitten grote kabeljauwen en aanverwante vissoorten in. We hebben wel gezien dat ze in een wrak op de loer lagen en razend behendig achteloze voorbijgangers als zwemkrabben met een uitval buit maakten.'
Waardenburg vertelt dat Deense vissers vaak bij wrakken vissen. 'Dat weten ze uit ervaring. Ze slepen netten vlak om wrakken heen of hangen er staande netten boven. Ze vangen zo vooral kabeljauw.' Wat de vissers doen kan voor de duikers gevaarlijk en voor het leven op het wrak slecht zijn. 'Ze verliezen wel eens een net, waar wij ons in kunnen verstrikken. Gelukkig is dat nog niemand van ons overkomen, maar het is een enge gedachte. En een verloren net blijft natuurlijk doorvissen. Duikende zeehonden, vissen en krabben raken erin verstrikt en sterven.' Sportvissers vissen ook graag bij wrakken. Waardenburg: 'Dan blijf je kabeljauw takelen. Je vangst hangt er vanaf hoe goed je conditie is en hoelang je het volhoudt.' Ook dat is een gevaar voor de duikers. De sportvissers vissen met een kale haak - 'kabeljauw hapt naar alles dat beweegt' - en die moet je niet in je pak en/of lijf krijgen.

Op de bodem van de Noordzee zijn in haar lange geschiedenis grindbanken ontstaan. Het grind wordt op sommige plekken opgezogen, niet voor gebruik op het land, maar voor het neerlaten van pijpleidingen of het verankeren van booreilanden op de zeebodem. 'Niemand weet waar de vis paait' vertelde visser Klaas Vos uit Harlingen op onze tocht door de Waddenzee. 'Misschien op de grindbanken' zegt Waardenburg. Als dat zo is, heeft de grindwinning natuurlijk gevolgen voor de haringstand. Waardenburg heeft de opdracht nog niet binnen, maar hoopt dat hij het verband tussen grindwinning en voortplanting van de haring mag onderzoeken.

Wat hij het liefste zou doen, maar node mist, is onderzoek dat zich uitstrekt over vele jaren. Alleen dan is het mogelijk goed te zien hoe het leven in zee verandert, en misschien ook waardoor. 'We zijn hoe dan ook te laat' verklaart Waardenburg. 'We kunnen nooit meer te weten komen hoe het met de purperslak zat  voordat er tributyltin in het water zat, om maar een hoogst actueel voorbeeld te noemen. Over de periode 1930-1990 hebben we alleen maar gegevens als: in het blad voor zee-amateurs 'Het Zeepaard' staat dat Jantje en Mientje in 1952 purperslakken op het strand vonden. Dat is niet serieus. Maar als we met ingang van vandaag regelmatig zouden kunnen gaan duiken, kunnen we wel betrouwbare antwoorden krijgen op vragen als: neemt de soortenrijkdom af? en: sterft de purperslak langzaam uit of reageert hij op stringentere maatregelen met betrekking tot tributyltin?'
Waardenburg ziet vooralsnog niet hoe hij zijn ideaal zou moeten realiseren. De plannen van de overheid hebben geen lange adem. 'Het ene is nog niet geformuleerd of het volgende zet het alweer op de helling.'

Tijdens ons gesprek lopen we regelmatig naar de kasten met dia's in het kantoor van Waardenburg. Daar onder die grauwe zeespiegel bevindt zich een wondere wereld, die zich aan onze dagelijkse waarneming onttrekt. We kunnen niet van het strand op de bodem van de Doggersbank kijken. Een kwestie van plaats en afstand. We kunnen al evenmin in de tijd terugkijken. De geschiedenis van de Noordzee mag lang zijn, de grottenleeuw mag er op het edelhert gejaagd hebben, ook dat onttrekt zich aan onze waarneming.
Desondanks zijn er een paar zekerheden. De zee is nog redelijk schoon. De vervuiling vindt, historisch gezien, in een verschrikkelijk snel tempo plaats. Iedereen realiseert zich dat. Het zou goed zijn dat er even snel een eind aan zou komen als de huidige situatie ontstaan is. Of dat lukt is een moeilijk te beantwoorden vraag.

En het gelijk van de visser? Zonder de resultaten van nader onderzoek af te hoeven wachten, is het zeker dat de Deense visser op de Noordzeeconferentie er gelijk mee had te wijzen op de vervuiling van 'zijn' zee. Maar hij heeft ongelijk juist daar, voor Denemarken, te vissen.


<<<

Beeld * Tekst * Uitleg * Leven * Thuis

© fred dijs, In beeld, tekst en uitleg, 1996