'Welke idioot zette drie opgezette reigers
in de regen op de brug
(...)
bij Arie, zeggen de vissers
gaat er soms één achterop z'n brommer zitten als hij naar
huis gaat.'
Carla Bogaards
In Amsterdam zingt de nachtegaal. Hoewel...
De grasspriet tussen de stoeptegels is de natuur van de stad. Hoeveel verder kun je gaan dingen in de grote stad natuur te noemen? Voetbalveldjes, bomen, parken, tuinen, bloembakken, grachten, kanalen. Natuur? De mus op de cafétafel, de duif onder de brug, de muis in de keuken, de rat in de gracht, de muggen in de slaapkamer, de mot in de wollen trui, de vlooien in de hond. Natuur?
In een kleine advertentie in de krant wordt een symposium aangekondigd: Domweg gelukkig aan het IJ. Met het onderschrift: milieudilemma's van een compacte stad. En een telefoonnummer. We draaien het en vragen het meisje aan de andere kant van de lijn of de natuur in de stad aan bod zal komen. 'De natuur..., de natuur. Tsja. Misschien in groep 2. Zal ik u bij groep 2 intekenen?'
Op 2 maart 1990 stroomt de Boekmanzaal van de Stopera in Amsterdam vol. Er zijn meer dan 100 mensen op het symposium afgekomen. De koffiejuffrouw is radeloos. Er was slechts voor 70 mensen koffie besteld. Onder de aanwezigen veel mensen van rond de veertig. Zij waren het die al twintig jaar geleden waarschuwden voor de milieuvervuiling. Nu zijn ze gemeenteraadslid, fractiemedewerker, ambtenaar. Of ze hebben een baan aan de universiteit. Of aan een onafhankelijk onderzoeksinstituut. Of ze hebben een adviesbureau. Hoe dan ook, ze zitten in de positie om de loop der gebeurtenissen enigszins te sturen. In welke richting?
Amsterdam is een stad van de wereld, al is het maar dankzij Schiphol, een knooppunt in het luchttransport van personen en goederen. Amsterdam is ook een gewone Nederlandse stad met de gebruikelijke problemen. Hoe alle mensen in alle redelijkheid te huisvesten? Hoe alle verkeer in goede banen te leiden? Hoe de werkgelegenheid te waarborgen? En hoe de stad toch leefbaar te houden?
Tijdens het symposium spreekt een gemeenteraadslid over de vertaling van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening in een Amsterdams Ontwerp Structuurplan. Hij meent dat de economie belangrijker is dan de ecologie. De plannen zijn niet milieuvriendelijk genoeg, te weinig gericht op het nalaten van een fatsoenlijke omgeving voor ons nageslacht.
De lezing van een stedebouwkundige uit Rotterdam gaat over de inrichting van de moderne stad. Twintig jaar geleden waren de ideeën bepaald anders dan nu. Toen leek het ideaal in de stad te werken en buiten te wonen. Niemand voorzag de huidige stagnatie van het woon-werkverkeer. Ook de grote bedrijvigheid langs verbindingswegen als de snelweg van Amsterdam naar Utrecht ontsnapte aan de aandacht.
Tegenwoordig is het uitgangspunt wonen én werken in de stad, de stad moet 'compact' worden. In het centrum worden luxueuze kantoren en peperdure appartementen voor young urban professionals gesitueerd. Oude wijken worden bewoond door kleine huishoudens en buitenlandse gezinnen. De ruimer opgezette buitenwijken trekken jonge gezinnen met kinderen. Grootschalige activiteiten als havens en industrie verdwijnen naar de rand van de stad. In de stad van de toekomst wordt het autoverkeer geweerd. Een planoloog schetst hoe het personen- en goederenverkeer moet worden aangepakt. Om de compacte stad ligt een ringweg. Dubbeldeks sneltrams, die zowel mensen als vracht kunnen vervoeren, verzorgen de verbinding.
Buiten de compacte stad ligt het landschap. Het landschap dat niet meer wordt opgeofferd voor de aanleg van 'slaapsteden'. Het landschap dat weinig last van stedelijke activiteit heeft. Een 'open' landschap zonder economische activiteit langs de wegen naar naburige steden.
'Het gevolg is wel' concludeert de stedebouwkundige 'dat het doel van het zondagse fietstochtje steeds verder weg komt te liggen.'De compacte stad, dat is de richting waarin de mensen, die het milieuprobleem als eerste onderkend hebben, Amsterdam zullen sturen. Het milieu in de stad en het landschap buiten de stad hebben er het minst van te lijden. Maar hoe zit het nou met de natuur in de bebouwde omgeving? We krijgen geen antwoord, ook niet in groep 2. Alleen het gemeenteraadslid, dat het woord 'ecologie' in zijn mond nam, drukt ons op het hart dat er in de stad ondanks de compacte bebouwing ruimte moet blijven voor 'groene lobben'.
De compacte stad, dat is de richting waarin de mensen, die het milieuprobleem als eerste onderkend hebben, Amsterdam zullen sturen. Het milieu in de stad en het landschap buiten de stad gaan er zo niet al te veel op achteruit. Maar hoe zit het nou met de natuur in de bebouwde omgeving? We krijgen geen antwoord, ook niet in groep 2. Alleen het gemeenteraadslid, dat het woord 'ecologie' in zijn mond nam, drukt ons op het hart dat er in de stad ondanks de compacte bebouwing ruimte moet blijven voor 'groene lobben'.
Na het congres is er genoeg te drinken. De catering had tijd genoeg gehad zich op de grotere opkomst dan verwacht voor te bereiden. We krijgen op de receptie de raad ons tot de gemeente te wenden.
W.M. Fuchs is de beleidsmedewerker natuur van de sector Beheer en Onderhoud Infrastructuur, Sport en Recreatie van de dienst Stedelijk Beheer van de gemeente Amsterdam. De sector bestaat uit vier mensen. Het kantoor is moeilijk te vinden. In de Stadskwekerij staat een barak met een bordje INGANG. Binnen is een glazen wand met een loket.
'U denkt zeker dat dit een loket is.'
De man achter het glas valt aan om vervolgens te verdedigen.
'We zitten hier pas twee dagen. Fuchs? Nee, die ken ik niet. De koffiejuffrouw weet het misschien.'
Ze weet het. Een gang door, een trappetje af, door de typekamer, en dan nog drie deuren. Tot je niet verder kan.
Fuchs heeft voor de gelegenheid ook P. Kollee, beleidsmedewerker ecologie, uitgenodigd. Bij hen zijn we aan het goede adres voor de vraag naar de natuur in de stad. Maar je hebt niet echt de indruk dat je je in het bestuurscentrum van Amsterdam bevindt. Weggestopt, dat is het woord dat past.'Natuurlijk is de natuur in de stad grotendeels aangelegd, maar we realiseren ons te weinig dat er ook veel spontane natuur is' opent Kollee. 'Vergis u niet, die spontane natuur kan heel bijzonder zijn. Onlangs heeft iemand van de provincie een opzienbarende inventarisatie gemaakt van de muurplanten in Amsterdam.'
'We wisten van niets' commentarieert Fuchs.
En Kollee weer: 'Muurplanten gedijen in extreem voedselarme situaties, die je bijvoorbeeld aantreft op platte daken en in de beschoeiing van grachten. Je kunt daar varens vinden die verder alleen in Zuid-Limburg voorkomen. Je ziet ze nooit, omdat je er doorgaans niet komt. Op massamuren kom je ze niet tegen. Het probleem is dat de mensen die ze wel zien, niet zien dat het om unieke planten gaat. Die komen om het dak te repareren of de beschoeiing te controleren en denken al gauw 'weg ermee'. Voor hen is het onkruid.'
Het voorkomen van de mol is ook geïnventariseerd. Die komt overal voor behalve in de parken in het centrum van de stad, zoals het Vondelpark. Op eigen houtje zal deze soort nooit meer de weg naar die parken vinden. De barrières zijn te groot. In alle ernst oppert Kollee de mogelijkheid om de mol in die parken te herintroduceren, zoals met de bever in de Biesbosch is gebeurd. 'Voor het Vondelpark zou het goed zijn als Braks de eerste mollen zou komen uitzetten. Dat meen ik serieus, ook al zal niet iedereen van de plantsoenendienst me dat in dank afnemen en levert het Braks misschien niet de gewenste publiciteit op. Maar de bevers in de Biesbosch zijn ook niet onomstreden.'
Zeer tot de verbeelding spreekt het voorkomen van de ringslang in Amsterdam. 'Ze zwemmen een eind de stad in. Niet dat je kunt zeggen dat er in de wijken echte populaties zijn, maar toch. Wel leeft de slang op de Joodse begraafplaats bij het Flevopark. Die wordt overeenkomstig de traditie weinig intensief beheerd en is heel rustig. Een ideale plek.'Aan de Amstel ligt een andere begraafplaats. Zorgvlied. In 1869 heeft de gemeente Nieuwer-Amstel, nu Amstelveen, hem ingericht. Ondertussen heeft Amsterdam zijn grenzen verlegd en lijkt Zorgvlied Amsterdams, maar formeel is het nog steeds Amstelveens grondgebied. Het is een enclave.
'Het is een zelfstandig staatje, waar ik trots op ben' zegt de beheerder van Zorgvlied, P.G.M. van de Goor. 'Ik weet uit eigen ervaring wat het is om een dierbare te verliezen en, als je daar behoefte aan hebt, het graf te bezoeken. Ik draag er persoonlijk zorg voor dat de graven er zo bij liggen als ik zelf op prijs zou stellen.' Dat betekent in de praktijk een intensief beheer van de begraafplaats met respect voor de tuinarchitecten die hem hebben ontworpen, Zocher jr. in de vorige eeuw en Broerse in deze.
Het oude deel van de begraafplaats herbergt grote en vooral exotische bomen. Dat was 100 jaar geleden de stijl van ontwerpen, grofweg te typeren met 'de Engelse landschapsstijl'. Op het Pleintje Bouwmeester, genoemd naar de acteur die er begraven ligt, staat bijvoorbeeld een taxodium, een moerascipres. Dat is één van de oudste boomsoorten van de wereld, die nu alleen nog in Noord-Amerika in het wild voorkomt. 'Deze van ons staat speciaal geregistreerd bij de Landbouwuniversiteit Wageningen, zo bijzonder is hij.' Maar ook de treuressen, de honingbomen, de hemelbomen en de esdoorn- of ahornsoorten verdienen vermelding.
De eerste etage, zoals Van de Goor het bladerdak van de bomen noemt, is in prima staat, al staan ze er soms meer dan 100 jaar. De tweede etage, de laag kleine boompjes, is in redelijke staat. Maar begane grond, het 'tapijt' en de heesters, is uitgeleefd: 30, 40 jaar oud en steeds meer van licht verstoken door de almaar groeiende bomen. 'Daarom hebben we een groenstructuurplan Zorgvlied gemaakt. Als we nu niets doen, kan de schade onherstelbaar zijn.' Het plan voorziet in behoud van de verschillende boomsoorten. 'Ook al zijn vele van de soorten niet inheems, ze horen nou eenmaal bij een begraafplaats. Begraafplaatsen zijn vaak de enige plek waar je ze kunt zien, dus die houden we erin.'
Verder voorziet het plan in behoud van de kleinere bomen, waarvan sommige nu al uitbundig in bloei staan. 'Prunus, magnolia, sierkers, ze maken van dit stukje Amstelveen een waar lusthof.' Je vindt ze vooral in het deel dat Broerse ontworpen heeft volgens, laten we zeggen, de principes van de Nieuwe Zakelijkheid. 'Er werd dertig jaar geleden een enorme toename van de behoefte aan graven verwacht, maar dat is niet uitgekomen omdat crematie een hoge vlucht nam' vergoelijkt Van de Goor.
Nieuw in het structuurplan is de ruime aandacht voor de kanten van de sloten om Zorgvlied heen. 'Tot nu toe werd daar niet zoveel aandacht aan besteed, maar dat is jammer. Aan de overkant lopen fietspaden en wat is er leuker voor de mensen dan een uitbundig bloeiende slootkant?' vraagt Van de Goor retorisch. 'We zullen grote stukken inzaaien met een mengsel van wilde flora. Dat hebben we al uitgeprobeerd. Het geeft prachtige resultaten. Het is ook een prachtige plek voor de geelbonte aucuba, een echte begraafplaatsenheester.' Nieuw is ook het hergebruik van takken, bladeren en verdorde bloemen en planten. 'Tot voor kort gooiden we dat allemaal weg. Nu leggen we het op een apart stukje van het terrein, vermalen het en werken het om tot rijke grond die we weer gebruiken.'
En tenslotte is er nog een stukje van de begraafplaats waar niets aan gebeurt. 'U ziet, als het even kan doen we zo veel mogelijk voor de natuur' meent Van de Goor. 'Hier kunnen vogeltjes zich prachtig verstoppen voor hun vijanden. Er staan bramen waar geen ekster doorheen komt.'Daarmee komen we op de ongewilde effecten van het onderhoud van Zorgvlied. Het is een waar vogelparadijs. 'O ja' zegt G. de Jong, chef van de begraafdienst die de 'wandelende encyclopedie' wordt genoemd omdat hij alle graven uit zijn hoofd kent, 'we hebben hier houtsnippen, fazanten, ransuilen, steenuiltjes, zwarte, groene en bonte spechten, en als u even meeloopt zal ik u het nest van een boomklever wijzen. Dat zit op ooghoogte, het is niet te geloven.'
Insecten, larven en eitjes in de bast van de oude bomen zijn een belangrijke voedselbron voor soorten als de boomklever en de specht. Het zijn uitgelezen plekken om nestgaten in te maken. 'Als het even kan, laten we bomen met spechtegaten staan, ook al zijn ze eigenlijk te oud.'
Maar toch, vroeger was alles beter. 'We hadden hazen en soms invasies van konijnen. Op sommige momenten zag je groepen ransuilen van tien, twintig, dertig exemplaren in de bomen. Dat is over. Dat komt door de ringweg. Voor de aanleg was er alleen een slootje tussen ons en het Amstelpark. Daar kwamen die beesten wel over. Over de snelweg niet. Er loopt nu nog wel eens één konijntje, maar dan heb je het gehad. En we zoeken wel eens naar braakballen van de uilen, maar die vinden we niet meer. We zijn volkomen geïsoleerd. Net als de Oosterbegraafplaats. Op begraafplaats Westgaarde zie je ze nog, die groepen uilen. Maar ja, daar ligt de Haarlemmermeerpolder ook naast.'
Niet alleen in juridische, maar ook in biologische zin is Zorgvlied een enclave geworden.Nog niet zo lang geleden heeft een imker gevraagd of hij op de begraafplaats wat bijenkorven mocht zetten. Voor bijen is er voedsel in overvloed met al die bloeiende fruitbomen, heesters en sierplanten. Het mocht. De bijen produceren goed.
Nog korter geleden heeft een kenner een eerste onderzoek naar de korstmossen op de begraafplaats gedaan. Korstmossen zijn hele kleine 'plantjes' die groeien op bomen en stenen. 'Ze zijn helemaal groen uitgeslagen' in omgangstaal betekent 'ze zijn begroeid met korstmossen, en, trouwens, die kunnen alle mogelijke kleuren hebben' in de taal van de vakman. De vakman zal eraan toevoegen, dat korstmossen zeer gevoelig zijn voor luchtverontreiniging en het belangrijk is ze in de gaten te houden, want ze zijn een goede graadmeter voor slechte ontwikkelingen.
Bomen en stenen zijn ruim voorhanden op Zorgvlied. 'Er ligt hier op het gebied van de korstmossen een heel terrein braak, naar het schijnt' vertelt Van de Goor. 'De zuidwestkant van de stammen van populieren en esdoorns zit het er vol mee, maar ook de grafstenen slaan groen uit, zoals u ziet. Nou kunnen we ons daarmee natuurlijk niet alles permiteren. Lang niet iedereen stelt een verweerde grafsteen op prijs. We zijn echt gedwongen die bij tijd en wijle schoon te maken. Overigens doen we dat tegenwoordig met hoge druk-spuiten, veel milieuvriendelijker dan het chloor dat we er vroeger voor gebruikten. Maar het blijft jammer voor de korstmossen.'
Om dezelfde reden wordt ook die ene reiger, die altijd boven dat ene graf zit, met een schuin oog bekeken. 'Dat graf moeten we iedere week schoonmaken.' Maar Van de Goor maakt het ook anders mee. 'Bij het graf van een zeeman staat een dukdalf. De nabestaanden willen eigenlijk niet anders dan dat die helemaal wordt, hoe zal ik het zeggen, bevuild door een meeuw. Die dukdalf maken we niet schoon, want ik wil dat die mensen het hier naar hun zin hebben.'
'Overal zie je toch leven, hè' is de wat aarzelende conclusie van de beheerder van begraafplaats. Inderdaad hebben we tussen de graven voor het eerst het gevoel natuur in de stad gevonden te hebben.
Beeld * Tekst * Uitleg * Leven * Thuis
© fred dijs, In beeld, tekst en uitleg, 1996